11 april 2025
Nu de wereld onderhandelt over een nieuw pandemieverdrag, ziet Parwani een zeldzame kans voor juridische verandering. 'Met de lopende onderhandelingen over een nieuw pandemieakkoord hebben we een unieke kans om een nieuw internationaal juridisch instrument te ontwerpen op het gebied van preventie, paraatheid en respons bij pandemieën,' legt ze uit. 'Dit moment biedt een belangrijke mogelijkheid tot reflectie en hervorming, zeker wanneer we kijken naar de ervaringen met wereldwijde vaccinongelijkheid tijdens COVID-19.'
Parwani begon dit werk in 2021 als onderdeel van haar promotieonderzoek. De ongelijke wereldwijde distributie van vaccins op het hoogtepunt van de pandemie wakkerde een diepgaande zoektocht aan naar de structurele en juridische dynamieken die deze ongelijkheid mogelijk maakten. 'De ongelijkheden die we zagen waren niet nieuw – ze zijn het gevolg van diepgewortelde structurele problemen in het mondiale gezondheidsbestuur en de toegang tot medicijnen, die al decennia bestaan.'
Haar promotieonderzoek richt zich specifiek op hoe de EU en India invloed uitoefenen op de toegang tot vaccins in de minst ontwikkelde landen – en werpt zo licht op de rol van machtige staten en instellingen in het bepalen van gezondheidsuitkomsten over landsgrenzen heen.
Centraal in haar essay staat een nieuw conceptueel kader: states capabilities. Dit verwijst naar de daadwerkelijke en effectieve mogelijkheid van een staat om doelen zoals toegang tot vaccins te bereiken. Deze mogelijkheid wordt gevormd door zowel interne factoren (zoals bevolkingsgrootte, natuurlijke hulpbronnen en nationale wetgeving) als externe factoren (zoals andere staten, internationale en regionale organisaties, en transnationale bedrijven die opereren binnen het internationale juridische kader en de mondiale economische orde). 'Het gaat niet alleen om wat staten zouden moeten doen volgens het internationaal recht, maar om wat ze in de praktijk daadwerkelijk kunnen doen,' zegt Parwani. 'Binnen deze juridische kaders worden de zwaarste verplichtingen opgelegd aan staten ten opzichte van hun eigen bevolking, zonder voldoende oog voor hoezeer hun vermogen om aan die verplichtingen te voldoen wordt beïnvloed door externe actoren – buitenlandse staten, internationale organisaties en bedrijven.'
Haar kader bouwt voort op Third World Approaches to International Law (TWAIL) door te benadrukken hoe het huidige juridische systeem er niet in slaagt om mondiale onderlinge afhankelijkheden en machtsasymmetrieën mee te nemen in pandemieparaatheid en toegang tot vaccins.
Parwani haalt haar theoretische inspiratie uit de Capabilities Approach, oorspronkelijk ontwikkeld door Amartya Sen en Martha Nussbaum. Deze benadering stelt echte mogelijkheden om welzijn te bereiken centraal, boven formele rechten of louter beschikbare middelen. 'Er waren aspecten van de capabilities approach die me erg aanspraken bij het adresseren van de beperkingen in het internationale mensenrechtenrecht waar TWAIL op wijst,' zegt ze. 'De aanwezigheid van een vaccin is op zichzelf niet voldoende – het gaat erom of mensen daadwerkelijk toegang hebben en deze effectief kunnen gebruiken om hun welzijn te verbeteren. Bovendien ziet deze benadering mensenrechten – zoals het recht op gezondheid – als instrumenteel in het bereiken van menselijk welzijn, maar is het uiteindelijke doel de maximale realisatie van capaciteiten en welzijn, niet de rechten zelf. Voor mijn analyse bood de capabilities approach dus een theoretische basis om op een meer holistische manier naar toegang tot vaccins te kijken.'
In haar werk past ze dit concept toe op het niveau van staten. Ze betoogt dat het versterken van de capaciteit van staten om te handelen een centraal doel moet worden van mondiale juridische kaders.
Met het oog op de toekomst stelt Parwani dat het aankomende pandemieverdrag stevige, afdwingbare maatregelen moet bevatten om de capabilities van alle staten – vooral die met minder middelen – te versterken. 'Minimaal zou het verdrag staten moeten verplichten om zich te onthouden van handelingen die de capaciteiten van andere staten ondermijnen. Idealiter zouden staten en niet-statelijke actoren ook actief moeten bijdragen aan het versterken van de capaciteiten van andere landen – in het bijzonder lage- en middeninkomenslanden,' besluit ze. 'Dit kan worden gerealiseerd door middel van gedetailleerde en robuuste bepalingen over toegang tot pathogenen en mechanismen voor het delen van voordelen, verplichte technologieoverdracht, het koppelen van publieke R&D-financiering aan voorwaarden voor toegang tot vaccins, en toezeggingen van staten om andere landen niet te ontmoedigen gebruik te maken van flexibiliteiten in het TRIPS-akkoord.'